Direct naar artikelinhoud
Website logo

Herman Brusselmans: 'Drugs zijn in principe niks voor mij, drank dan weer wel'

Herman Brusselmans: 'Drugs zijn in principe niks voor mij, drank dan weer wel'

Herman Brusselmans gaat iedere week op zoek naar het verhaal achter een opvallende kop in de krant of op een nieuwssite.

Vorig jaar besteedden Europeanen 30 miljard euro aan drugs. Europolbaas Catherine De Bolle waarschuwt voor toenemend geweld dat met de productie, de distributie en het gebruik van drugs gepaard gaat. Overigens vind ik dat die Catherine De Bolle zo’n tof snoetje heeft. Ik denk zelfs dat ze een beest is qua seksualiteit. Zou ze nu en dan met hoofdcommissaris Zus of Zo tijdens het werk gauw naar een hotelletje glippen om daar van jetje te geven? En dan als een haas weder naar het bureau, om de namen van een paar drugsbaronnen te achterhalen via uitstekend, grensoverschrijdend politiewerk, waardoor enige MDMA-labo’s in Lovendegem en het Nederlandse Spijkenisse opgerold worden. Want het is inderdaad zo dat België en Nederland koplopers zijn in het fabriceren van geestverruimende middelen.

Dat de specialisten ter zake Zuid-Amerikanen en Chinezen zouden zijn, is een fabeltje. Je moet de dopingfabriekjes op het Vlaamse en Hollandse platteland gaan zoeken. En de leiders daarvan zijn niet altijd forse, getaande en volgetattoeëerde gangsters die rondrijden in Hummers, Camaro’s en Lamborghini’s, maar wel zijn het pipo’s zoals jij en ik, die met hun drugs miljoenen en miljoenen verdienen, doch met dat geld niet meteen grote sier maken. Welnee, ze potten het op en als ze gepensioneerd zijn, gaan ze voor de rest van hun leven in een hangmat liggen op de Bahama’s, Kaapverdië of de Peloponnesos. Het zijn, kortom, verstandige lieden.

'Eén keer heb ik eens een jointje opgerookt met Evy Gruyaert, die van de wiet enorm geil werd en mij ineens bij m'n testikels greep'

Nu wil het toeval dat ik een paar van die gasten ken, bijvoorbeeld de belangrijkste cocaïneproducent van Gent, Jefke Van Daele. Hij heeft z’n laboratorium in de Lange Steenstraat, al is dat prima vermomd als een winkeltje in steunkousen, wollen sokken en flanellen onderbroeken voor vrouwen met urineverlies. Ook dat winkeltje loopt als een sneltrein, maar het grote geld verdient Jefke natuurlijk met drugs. Ik heb hem leren kennen toen hij bij me aanbelde en vroeg of ik de door hem aangekochte en door mij geschreven roman ‘De tafel’ wilde signeren. Dat deed ik, en Jefke zei: ‘Ik zal je trakteren op een koffie in café Simon Says, want ik ben een enorme fan van jou.’ Dus wij koffie drinken. Daar vertelde Jefke mij over z’n professie, en tevens vertrouwde hij me toe dat ik te allen tijde bij hem langs mocht komen voor een gratis kleine tot middelgrote portie drugs. ‘Ik heb ook heroïne in de aanbieding,’ zei hij, ‘alsmede cannabis en een leuk product dat eigenlijk bestemd is voor de genezing van renpaarden met een doorgebogen rug, maar waar je als menselijke gebruiker redelijk prettige gevoelens van krijgt.’

Men dient bij dit alles ermede rekening te houden dat ik nog nooit drugs gebruikt heb, behalve eens een jointje dat ik samen oprookte met Evy Gruyaert, die van de wiet enorm geil werd en mij ineens bij m’n testikels greep, waarop ik zei: ‘Evy, we zitten in het rookhok van de VRT en hier passeren continu mensen, zodat je me beter met rust kunt laten.’ Nog snel stak Evy haar tong in m’n oor, en toen liet ze me gelukkig effectief met rust, ook al omdat ze in slaap viel.

Maar goed, drugs, nee, ze zijn in principe niks voor mij. Drank, dat dan weer wel, en ik heb van 1986 tot 1993 minstens achttienduizend whisky-cola’s gedronken, waarna ik ook daarmee ophield en een compleet nuchter individu werd. Jefke bleef echter aandringen en op den duur ging ik toch mee naar z’n winkeltje. Achteraan was een geheim luik, en dat opende hij, en ik volgde hem, en we kwamen terecht in een verbazend grote ruimte, waar een aantal Indische kindslaven drugs aan het produceren waren. ‘Hoeveel betaal je die hummeltjes?’ vroeg ik aan Jefke. ‘40 cent per uur, en als ze niet content zijn, een safflet tegen hun bakkes,’ zei hij, en hij vroeg: ‘Wat wil je uitproberen? Coke, brown sugar of dat paardenmiddel, wat à propos nog geen naam heeft, maar zelf denk ik eraan om het bles te noemen. Een snuifje bles, dat klinkt toch niet slecht?’ Dat beaamde ik, en Jefke droeg een slaaf op om een lijntje bles voor mij klaar te leggen. Dat deed het amechtige knaapje, en toen snoof ik de bles op. De resultaten lieten niet lang op zich wachten: ik werd zo knetter als een achterdeur, droeg een gedicht van Anton van Wilderode op aan de Indische ventjes, scheet in een hoek van het labo, maakte negen koprollen, probeerde een konijn te vangen dat er niet was, en in het winkeltje van Jefke kocht ik veertien flanellen onderbroeken voor vrouwen met urineverlies. Pas de dag nadien zag ik in dat dit een complete miskoop was. Ja, we kunnen maar beter van de drugs afblijven.