Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Het zwemstadion voor de Spelen, ontworpen door Amsterdamse architecten, laat zich het best bekijken als je op je rug zwemt

Het plafond van het Centre Aquatique bestaat uit golvende houten balken van maar liefst 90 meter lang.Beeld Jean-Phillipe Mesguen

Het Amsterdamse architectenbureau VenhoevenCS ontwierp het Centre Aquatique, het nieuwe zwemstadion van de Olympische Spelen in Parijs. De architecten hebben er iets buitenissigs van gemaakt, met een gewelfde houten buitengevel. Verrassend genoeg ligt het bassin zelf dwars op de houten constructie.

Eigenlijk is slechts een zwemslag nodig om van het olympisch zwembad in Parijs te genieten. De rugcrawl. Achteroverliggend laat het imposante plafond zich het best bekijken. Bezwaar is hooguit dat er dan geen toptijd gezwommen kan worden, zo groot is de afleiding.

Dat plafond van het Centre Aquatique bestaat namelijk uit golvende houten balken, liggers is een beter woord, van maar liefst 90 meter lang. Een overspanning die vermoedelijk nergens in de wereld gehaald wordt, althans niet in hout. Dit hout is afkomstig uit Frankrijk zelf en uit Finland.

De Douglassparren zijn gekromd, gelijmd en gemonteerd met als resultaat een onwaarschijnlijke constructie, en dat in de klamme omgeving van een zwembad. Daar kan het hout tegen, verzekert Cecilia Gross van het Amsterdamse bureau VenhoevenCS. Rusten de huizen in de Amsterdamse grachtengordel immers ook niet op houten palen in het moeras? Nou dan. Een eeuwenoud bewijs dat hout tegen vocht bestand is.

Walvis op het droge

Het Centre Aquatique in het Parijse olympische kwartier oogt als een walvis op het droge, met zijn houten baleinen rondom, en de concave welving van het dak. Architect en aannemer waren benieuwd of het verzonken dak de enorme regenval van februari aankon. Dat lukte. Het hemelwater vloeide via pijpen vanaf het laagste gedeelte af: het was de ultieme testcase voor deze ongewone constructie.

Walvis op het droge
Beeld Salem Mostefaoui

Voor deze olympische opgave werkte VenhoevenCS samen met landschapsarchitecten van het Franse bureau Ateliers 2/3/4. Dat betrof niet alleen het zwemstadion, maar ook de voetgangerstraverse tussen het Stade de France en de nieuwe wijk in wording (waarover later meer). Dat is geen simpele passerelle maar een opgetild plein. Meer westwaarts ligt het olympisch dorp.

Dat het Amsterdamse bureau de opdracht kreeg mag een wonder genoemd worden in het chauvinistische Frankrijk, en al helemaal bij zo’n prestigieus project. Concurrenten waren het Rotterdamse bureau MVRDV en een Frans bureau dat expert is in stadions. Alleen Rem Koolhaas ging de Nederlanders voor met villa’s en het stationsgebied van Lille.

Jan van Galenbad

VenhoevenCS is geen onbekende met sportaccommodaties. In Amsterdam ontwierpen ze het Jan van Galenbad – met een begroeide buitengevel – en elders in het land meer zwembaden. Het Centre Aquatique, dat begin april wordt overgedragen aan president Macron en het IOC, is van de buitencategorie.

De organisatie van de Spelen heeft zich als doel gesteld dat alle bouwwerken duurzaam zijn en langer meegaan dan een festijn. Vorige edities van de Spelen hebben immers aangetoond hoe het verval kan toeslaan en hoe weinig rekening werd gehouden met duurzaamheid. De zieltogende stadions in Athene en Rio zijn daarvan de voorbeelden.

Daarom wordt als atletiekstadion het bestaande Stade de France gebruikt. Het sympathieke aan het olympisch zwembad is dat het een vervolg krijgt als stedelijke accommodatie voor de bevolking; in Saint-Denis zijn dat overwegend jongeren van kleur, klein behuisd en zonder veel armslag. Een op de twee Parijse jongeren is het zwemmen niet machtig en ook het aantal voorzieningen schiet in dat opzicht tekort. Een bad voor internationale competities bestond zelfs in heel Frankrijk niet.

Zodra de olympische equipes zijn vertrokken, wordt de westkant van het zwembad ingericht als woonwijk met een park. Dat park moet een biotoop worden van wilde planten, wadi’s en hoog opschietend gewas. Hier stonden niet lang geleden fabrieken, loodsen en bedrijven. Een daarvan is bewaard gebleven: l’Usine is nu een centrum voor start-ups en evenementen.

Saint-Denis, ten noorden van Gare du Nord, verandert zo in een levendige stadswijk, waar nu snelwegen en kantoren het beeld bepalen. Dankzij onderdoorgangen onder de snelwegen zullen de wijken beter op elkaar aansluiten. Nu geven die massieve kantoren en studio’s met hun afgesloten binnenterreinen een onvriendelijke, afstotende indruk.

Klimwand en padelbaan

Het zwembassin zelf kent een ingenieuze en ook uitzonderlijke constructie. Het ligt om te beginnen dwars op de lengterichting, anders dan je zou verwachten gezien het silhouet. Het wedstrijdbad loopt over in het duikcentrum, de bodem kan desgewenst aangepast worden. Overdwars liggen twee bruggen die de bassins van elkaar scheiden; zo kan er ook waterpolo gespeeld worden of synchroon worden gezwommen. Met hendels zijn de bruggen verplaatsbaar.

Uiteraard is het natte gedeelte van keramiek, maar de wanden zijn van hout dat dankzij een perforatie een hol geluid voorkomt. De kunststof stoelen op de tribunes kennen ook een bijzonderheid: hierin zijn allerlei plastic- en petflessen verwerkt. Tijdens de Spelen, die eind juli beginnen, worden aan de zuidkant op de tribune extra stoelen bijgeplaatst, die daarna weer verwijderd worden om plaats te maken voor een padelbaan. Elders in het gebouw zijn een klimwand, terrassen en recreatiebaden voor alle leeftijden; het maakt het Centre Aquatique tot een jaloersmakend complex.

Potentie om icoon te worden

Het besef dringt door dat zo’n ambitieus centrum alleen in een metropool als Parijs met zijn overdaad aan ruimte tot stand kan komen, waar Amsterdam alleen van mag dromen. Het besef dringt ook door dat de olympische droom onbetaalbaar en onwezenlijk begint te worden, hoe duurzaam de gebouwen ook mogen zijn.

Intussen is het wel duidelijk dat dit zwembad met zijn houten louvres de potentie heeft een icoon te worden, zoals meer olympische complexen in het verleden. Bijzonder is verder dat het daglicht tussen de spanten en via enorme glazen ruiten tot binnen doordringt. Dat lijkt bezwaarlijk voor de televisieregistratie van de wedstrijden, die afhankelijk is van kunstlicht.

Het zal dan ook geen verbazing wekken dat de kijkers van de zwemwedstrijden straks nauwelijks iets meekrijgen van het spectaculaire interieur. Zo zullen de randen van het bad vol zijn gezet met camera’s en het plafond met roterende verlichting en dronebeelden. Als dat feest voorbij is, kan de Parijse jeugd zijn kans grijpen.