Direct naar artikelinhoud
Ik heb zijn beschermende hand altijd gevoeld
Het fotoalbum vanReinier van der Heijden

Ik heb zijn beschermende hand altijd gevoeld

Reinier van der Heijden (79) had een streepje voor bij zijn stiefvader Jan van der Heijden. Zijn eigen kinderen pakte Jan harder aan.

‘Als kind had ik astmabronchitis. Toen ik zeven jaar was, heeft mijn moeder mij in Den Haag op de trein gezet en ging ik met andere ‘Haagse bleekneusjes’ naar het koloniehuis Hemalie in Soesterberg om in de frisse boslucht aan te sterken. Ik ben er een halfjaar opgenomen. Deze foto met mijn vader is daar in de zomer van 1952 gemaakt. De manier waarop hij mij beschermend tegen zich aanhoudt, vind ik symbolisch voor onze band, die tot het eind van zijn leven heel goed was. Met zijn andere kinderen had hij een moeizame relatie.

Toen ik zeven was, wist ik niet beter dan dat hij mijn biologische vader was. Maar ergens tussen mijn tiende en twaalfde rees het vermoeden dat de samenstelling van ons gezin niet klopte. Ik had een tien jaar oudere broer, twee zussen die elf en twaalf jaar ouder waren dan ik en een zusje dat een halfjaar jonger was dan ik. Ik begon iets te begrijpen van seksualiteit tussen man en vrouw en ging rekenen: mijn moeder zou veertien zijn geweest toen ze mijn oudste zus had gekregen, vreemd was ook dat mijn jongste zusje en ik maar een halfjaar scheelden.

Op mijn veertiende hoorde ik van mijn vader hoe het zat: hij was mijn stiefvader, mijn biologische vader was een Duitse soldaat. Veel meer zei hij er niet over. Als in trance ging ik die dag naar school, niet eens geschokt, eigenlijk vond ik het heel interessant. Ik wist nog niets over de Tweede Wereldoorlog en dacht heel simpel: mijn vader heeft gevochten tegen soldaten uit andere landen. Pas veel later ben ik gaan uitzoeken wie hij was en wat hij heeft gedaan. Er werd thuis verder niet over gepraat en ik beschouwde mijn stiefvader altijd als mijn echte vader. Mijn moeder en hij zijn in 1947 getrouwd en adoreerden elkaar hun leven lang. In 1948 kregen ze een zoon, hij was vier jaar jonger dan ik.”

Wij kinderen hadden heilig ontzag voor hem

“Mijn vader had een rijzige gestalte en een zware stem. Hij was een charismatische man, een charmeur, maar ook dominant, je kon niet om hem heen. Op feestjes was hij de gangmaker die luid en meeslepend smartlappen zong. Wij kinderen hadden heilig ontzag voor hem. Hij was streng en kon verbaal tekeergaan, soms vielen er klappen. Wanneer pa je op het matje riep voelde het alsof je voor de rechter moest verschijnen. Als zijn kinderen hem weerwoord gaven kon hij hard optreden. Zo heeft hij zijn jongste zoon eens alle hoeken van de gang laten zien, mijn moeder schreeuwde: ‘Jan, Jan, hou op!’ Ik kroop weg onder de dekens.

Meegaand als ik was diende ik hem zelden van repliek. Ik was een extreem gevoelige en verlegen jongen. Ik kreeg heus weleens een klap, maar hij spaarde mij meer dan zijn eigen kinderen. Tien jaar geleden vertelde de ex van mijn halfbroer waarom ik nooit zo streng behandeld was als de anderen: mijn moeder zou gezegd hebben: ‘Als je dit kind iets aandoet ben ik weg’.

Het was duidelijk dat mijn vader mij voortrok. Toen ik naar de mulo ging schafte hij zomaar een dure tiendelige encyclopedie voor mij aan. Hij kocht ook eens een heel groot vel papier omdat hij meende dat ik goed kon tekenen, en vroeg of ik een schilderij wilde natekenen. Het was een hels karwei waar ik niet veel van terechtbracht.

Vanaf mijn zestiende heb ik jarenlang samen met hem getuinierd in onze volkstuin. Hij was handig en heeft er een tuinhuis en een kas gebouwd. Als bouwvakker hield hij van het zware werk, maar hij was slordig en ruimde weinig op. Dat deed ik. Toen ik er een keer een opmerking over maakte schold hij me uit, ik heb mijn fiets gepakt en dacht: ik kom nooit meer terug.”

Op zijn uitvaart was ik de enige spreker

“Uiteindelijk ben ik de enige die in harmonie uit huis is vertrokken, toen ik op mijn 27ste ging trouwen. Sommige partners van zijn kinderen keurde hij af, maar hij was dol op mijn vrouw en hield van zijn kleinkinderen. In zijn laatste jaren bezocht ik hem vaak en dan smeerde ik zijn pijnlijke nek in. Hij stierf in 1995. Op zijn uitvaart was ik de enige spreker.

Ik weet dat hij worstelde met het verleden en het feit dat zijn kinderen boos uit huis zijn vertrokken. Zelf heb ik op mijn 25ste ook eens een ongelukkig incident meegemaakt. Ik had hem een snauw gegeven, waarop hij mij keihard op mijn wang sloeg. Hij liep naar de keuken, maar kwam na twee minuten huilend terug en zei: ‘Dat had ik niet mogen doen’. Desondanks heb ik zijn beschermende hand altijd gevoeld. Onze band is in de jaren daarna alleen maar hechter geworden.”