Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

China’s volgende stap: de ‘petro-yuan’

Je hebt het dagelijkse nieuwsgeweld uit Washington, waar de gebeurtenissen rond het Witte Huis elkaar in duizelingwekkend tempo opvolgen. En je hebt China waar, drup, drup, voor een onontkoombare geleidelijkheid wordt gekozen. Zo viel het deze week nauwelijks op dat in Shanghai een veelzeggende gebeurtenis plaatsvond, die het later best tot de economische geschiedenisboeken kan schoppen. Maandag begon daar de handel in Chinese olie-termijncontracten, genoteerd in yuan. Chinezen kunnen nu op hun eigen termijnmarkt terecht voor olie.

Dat is een voorrecht dat tot deze week goeddeels voorbehouden was aan Londen en New York. Brent is de Europese standaard voor ruwe olie. West Texas Intermediate (WTI) de Amerikaanse. Er zijn meer van deze ‘blends’ of ‘grades’, maar Brent en WTI zijn verreweg de meest toonaangevende. En, nóg belangrijker, de olie wordt afgerekend in Amerikaanse dollars. De VS, lang de belangrijkste importeur van olie, kent als wereldmacht het privilege om een van de belangrijkste strategische importgoederen af te rekenen in zijn eigen munt. Zoals wel meer grondstoffen, overigens.

Dat is van enorm belang: door af te rekenen in dollars, komen deze terecht bij de producenten van olie en andere grondstoffen, en vaak ook bij andere aanbieders van goederen en diensten die bij hun uitvoer naar de VS in dollars worden betaald. Het ‘petro-dollar’-circuit droeg bij aan een brede circulatie van dollars in de internationale economie en versterkte en bestendigde zo de dominantie van de Amerikaanse munt.

China dat olie met zijn eigen olie-termijnmarkt de import in eigen munt kan afrekenen, is weer een stapje dichterbij de hegemonie

In februari 1999, toen Europa nog dacht met de euro een rivaal van de dollar in het leven te hebben geroepen, werd president Duisenberg van de Europese Centrale Bank gevraagd naar recente schommelingen in de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar. Hij wees er op dat dit een typisch Europese vraag was. Een Amerikaan, zo zei Duisenberg, zou gevraagd naar de dollarkoers verbaasd antwoorden dat een dollar gewoon een dollar is. Die ongevoeligheid voor de buitenwereld moest Europa ook leren: een euro is een euro.

Dat heeft in het geval van de euro anders uitgepakt: de munt is niet de mondiale speler geworden die vooral de Fransen hoopten dat hij zou worden. Maar China heeft die ambitie met de yuan wél. Er zijn, stelt de Zwitserse bank UBS, al olieleveranciers die afrekenen in yuan. En als de termijnmarkt in Shanghai eenmaal goed van de grond komt, ontstaat vanzelf een ‘petro-yuan’. Via de betalingen voor olie in yuan aan Arabische, Russische en andere leveranciers komt de Chinese munt breed in omloop, belandt vaker en meer in internationale deviezenreserves. Intussen kunnen Chinese ‘grades’ en ‘blends’ opkomen, naast Brent en WTI.

Zo kan volgens UBS de yuan de dollar naar de kroon gaan steken. De Chinese munt maakt sinds anderhalf jaar deel uit van het officiële valutamandje van het Internationale Monetaire Fonds, de SDR. Eén van de redenen waarom Europa weifelde met heffingen op Chinees staal, die door de Amerikaanse president Trump zo in de schijnwerpers zijn gezet, was dat de Britten dwars lagen. Zij waren bezig om de City in Londen het buitenlandse centrum van de handel in yuan te maken, en wilden China niet tegen het hoofd stoten.

Zo gaat het, stapje voor stapje, al zal de Chinese kapitaalmarkt wel opener voor buitenlanders moeten worden om dit écht voor elkaar te krijgen. China is sinds 2016 de grootste importeur van olie, vóór de VS. Dat kan gezien worden als een kwetsbaarheid. Maar het geeft ook gelegenheid de ‘petro-yuan’ in het leven te roepen. En zolang de rest van de wereld gebiologeerd kijkt naar het gekrakeel in het Witte Huis, gaat ook dit aspect van de opmars van Beijing ongezien door.

Maarten Schinkel schrijft over economie en financiële markten.